Skip to content

97 Maik

Maik,

De evolutie is ergens halverwege gestopt toen ze Maik in elkaar knutselden. Een soort kruising tussen een hobbit met rage issues en een middelbare aap met ADHD. Klein van stuk, maar met zoveel lichaamshaar dat je je afvraagt of zijn voorouders niet rechtstreeks uit Artis zijn ontsnapt. Een wandelende testosteronfabriek met de subtiele motoriek van een bouwvakker op drie blikjes Red Bull.

Op het veld is hij een ware sensatie, vooral voor de toeschouwers die niet geloven dat iemand zó weinig balgevoel kan hebben. Zijn stick lijkt structureel lek; elke bal die hij probeert aan te nemen, verdwijnt in een soort Bermuda-driehoek van pure onkunde.

Men zegt dat Taikey ‘met passie’ speelt. Dat klopt, maar die passie lijkt vooral gericht op het rammen van tegenstanders en het uitschreeuwen van dierlijke geluiden na elke mislukte aanname. Zijn contributie aan het team is vergelijkbaar met een verkeersdrempel: hinderlijk, maar op de een of andere manier onmisbaar.

Maar de ware magie van Maik begint pas na het fluitsignaal. Na de wedstrijd tref je hem standaard aan bij de bar, shirt open, borsthaar in de aanval. Daar zuipt hij alsof hij denkt dat Bavaria hem ooit gaat sponsoren. Zodra de eerste biertjes vloeien, verdwijnt elke vorm van zelfcontrole. De man schakelt moeiteloos over naar standje fabrieksinstellingen; lege ogen, natte glimlach en maar één gedachte in dat bezwete hoofd: “ik wil neuken.”

Taikey is de vleesgeworden paradox: half beest, half vent, nul rem. Een man die hockey speelt met de finesse van een sloopkogel, maar die je stiekem niet zou willen missen in het team. Want eerlijk is eerlijk, zonder Taikey zouden we een hoop chaos en mooie verhalen mislopen.